
Recent is in de media aandacht gekomen voor de opvattingen van br. Ary Geelhoed die de evangelische beweging waarschuwt voor de invloed van het nieuwe calvinisme (new calvinism zoals het in de Engelstalige wereld is genoemd). Vertegenwoordigers van dit nieuwe calvinisme zijn o.a. John Piper, Tim Keller, John MacArthur en andere bekende Amerikaanse voorgangers. In Nederland ziet br. Geelhoed onze beweging van de Sola 5 Baptisten als voorbeeld. Zijn belangrijkste bezwaren tegen dit nieuwe calvinisme zijn o.a. dat het inboet aan geestelijke kracht met name in de verkondiging van het evangelie. Daarin zou de verkiezingsleer domineren en zou het niet mogelijk zijn om de liefde en genade van Christus aan alle mensen aan te bieden. Geloofszekerheid zou niet mogelijk zijn vanwege onzekerheid over je verkiezing. Omdat wij als Sola 5 Baptisten met name worden genoemd, willen we hierop kort reageren.
In feite suggereert br. Geelhoed dat nieuwe calvinisten de menselijke verantwoordelijkheid niet erkennen of op z’n minst niet serieus nemen. Het beeld dat Geelhoed schetst komt overeen met wat bekend staat als hyper-calvinisme. Daarin is de bediening van het evangelie inderdaad ondergeschikt gemaakt aan de leer van de uitverkiezing. Het hyper-calvinisme is naar onze mening echter fundamenteel anders dan het Bijbels-calvinisme en dit hyper-calvinisme moet inderdaad op Bijbelse gronden worden afgewezen. Wij willen benadrukken dat we in de Bijbel zowel de notie van Gods soevereiniteit alsook die van de menselijke verantwoordelijkheid duidelijk aanwezig zien. Voor ons menselijke verstand is het niet goed mogelijk om beide volledig te begrijpen en te doorgronden. Maar ze zijn wel compatibel en ze stimuleren elkaar zelfs. Enkele Bijbelse voorbeelden kunnen dit duidelijk maken.
Als God aan Paulus duidelijk maakt dat Hij veel volk in Korinthe heeft, gaat Paulus niet op het strand liggen afwachten wat God gaat doen, maar gaat hij actief door met zijn bediening (Hand. 18:10-11). Een voorbeeld uit het Oude Testament vinden we in de geschiedenis van Jozef en zijn broers (Gen. 50:20). Het meest sprekende voorbeeld vinden we in Hand. 4:27-28. Herodes, Pilatus enz. zijn volledig verantwoordelijk voor het kruisigen van Jezus terwijl ze daarmee deden wat God van tevoren bepaald had dat er gebeuren zou. Het is essentieel voor het christelijk geloof dat beide waar zijn. Anders zou het kruis of alleen maar een ongeluk van de geschiedenis zijn, zonder betekenis, of er zou geen sprake zijn van menselijke zonde waarvoor het kruis als middel tot verzoening nodig was.
We zien dit ook als we opmerken dat de Bijbel op verschillende manieren spreekt over de liefde van God voor mensen:
-
Gods liefde tot, en gericht zijn op de redding van zijn gevallen wereld. Joh. 3:16 “Alzo lief had God de wereld….” Je kunt deze tekst niet verklaren door te zeggen dat het gaat om de wereld van de uitverkorenen. Het begrip wereld bij Johannes is de huidige morele orde van bewust verzet tegen God. Gods liefde in het zenden van Jezus moeten we bewonderen, niet omdat de wereld zo groot is, maar omdat de wereld zo slecht is; niet omdat die liefde uitgaat naar zoveel mensen, maar naar zulke slechte mensen. In 1 Joh. 2:2 gaat het over de hele wereld waar groot en slecht samenkomen. We zien dit ook al in het Oude Testament: Ez. 33:11.
-
Gods bijzondere, effectieve en selectieve liefde voor zijn uitverkoren mensen. Al in het OT voor Israël en ook voor individuen: Deut. 7:7-8; 10:14-15 en Mal. 1:2-3. In het NT op diverse plaatsen: Matt. 1:21 (Jezus verlost zijn volk); 20:28; 26:28; Mark. 10:45 (voor velen; zie ook Jes. 53:10-12); Joh. 10:11 (voor zijn schapen); Hand. 20:28 (de kudde die Hij verworven heeft); Rom. 8:32-34; Ef. 5:25; Titus 2:14; Heb. 9:28.
Beide zijn terechte manieren van spreken over Gods liefde. Op basis hiervan mogen we concluderen dat de verzoening en het werk van Christus voldoende is voor alle mensen, maar alleen effectief is voor de uitverkorenen. Christus stierf voor allen in de zin dat zijn werk voldoende is om alle mensen te behouden. Daarom spreekt de Bijbel ook over God die het behoud van alle mensen wil, beveelt en allen daartoe nodigt (zie bijv. 1 Tim. 2:4; 2 Pet. 3:9). Tegelijk moeten we zeggen dat Christus – naar de bedoeling van God – stierf alleen voor de uitverkoren mensen in overeenstemming met de wijze waarop de Bijbel spreekt over Gods liefde tot zijn uitverkoren kinderen.
Het is van wezenlijk belang om deze dingen niet tegen elkaar uit te spelen. We zijn schuldenaren aan het evangelie om daarvoor te leven en dit te verkondigen (2 Kor. 5:14-15). Dit heeft gevolgen voor de prediking. We mogen mensen dus van harte uitnodigen tot het heil en alle mensen Gods genade aanbieden. We zien dit heel mooi in Matt. 11. Jezus waarschuwt eerst de mensen van Kapernaum en Bathsaida, verwijst vervolgens naar de diepere bedoeling van God en gaat dan verder om alle mensen uit te nodigen om tot Hem te komen. Omdat dit gedeelte een geheel is, mogen we ervan uitgaan dat mensen uit deze eerdergenoemde plaatsen hierbij aanwezig waren en alsnog opnieuw uitgenodigd werden! Dit betekent ook dat predikers mogen vertrouwen op Gods macht om mensen tot geloof te brengen. De praktijk bevestigt dit ook: grote evangelisten en zendelingen waren overtuigde calvinisten: Whitefield, Edwards, Carey, Spurgeon, enz. Op deze wijze krijgt God alle eer voor de zegen die er is.
Voor een meer uitvoerige bespreking van dit onderwerp zie de inleiding op de publicatie van de Geloofsbelijdenis van 1689 elders op deze website.